maandag 13 februari 2012

Checklist thema Kleur

Hier is mijn checklist van het thema Kleur.
Omdat ik niet op een stadsschool stage liep heeft mijn mentor dus maar twee opdrachten af kunnen tekenen. De rest hebben wij binnen ons groepje uitgevoerd.

Toepassingskaart 1: Zelfanalyse 2x

Toepassingskaart 1: Zelfanalyse. 5 december 2011.

1. Beschrijf welke invloeden en achtergronden jou hebben gevormd tot de persoon die je nu bent. Denk aan identiteitsbepalende factoren als je opvoeding, culturele positie, sociaal-economische positie, politieke voorkeur, etc.

Natuurlijk heeft een groot deel van mijn opvoeding mij gevormd tot de persoon die ik nu ben. Ik heb veel normen en waarden van mijn ouders meegekregen. Wat betreft cultuur.. Dingen als sinterklaas en kerst horen bijvoorbeeld wel bij onze cultuur en dit vind ik dan ook leuke feestdagen. Qua politieke voorkeur heb ik niet echt iets wat mij gevormd heeft tot de persoon die ik nu ben.

2. Met welke sociale groep (of groepen) identificeer je je momenteel het meest? (bijv. familie, leeftijdsgenoten uit de wijk waar je woont, studentenvereniging, uitgaans-scene, hockeyteam, etc.)

Familie en vriend(inn)en.

3. Welke voor jou geldende specifieke achtergronden (zie vraag 1) zouden - denk je - van invloed kunnen zijn op jouw lesgeven?

Ik denk niet zo bijzonder veel specifieke dingen. Natuurlijk geef je er je eigen draai aan door hoe je zelf in elkaar zit. Wel zijn er bepaalde normen en waarden die ik belangrijk vind die je erin terug zult vinden(zoals respect hebben voor elkaar bijvoorbeeld).

4. In hoeverre kan je jouw pedagogisch-didactisch handelen beschouwen als transcultureel?

a. Heb je een open leefhouding waarbij je andere waarden en normen niet alleen respecteert, maar ook accepteert?

Ik heb denk ik zeker een open leefhouding en accepteer en respecteer andere normen aan waarden vaak zeker wel. Ik sta zeker open voor normen en waarden die bij andere culturen horen. Kinderen moeten deze normen en waarden ook mee kunnen nemen binnen de klas, maar er zijn wel grenzen. Als je met heel veel verschillende culturen te maken hebt moet je daar wel duidelijk een grens in stellen vind ik. Maar wanneer je met zijn allen regels opstelt die binnen die normen en waarden vallen denk ik dat je al een heel eind komt.

b. Ben je in staat cultuurverschillen te overbruggen?

Ja, daar ben ik toe in staat. Ik wil dat kinderen zich veilig voelen binnen de klas en dat kan alleen als zij elkaar accepteren. Wanneer dit niet gebeurt kun je hen meer over elkaars culturen laten vertellen zodat zij dit van elkaar meer gaan begrijpen.

c. In hoeverre ben je in staat leerlingen te begeleiden bij hun culturele identiteitsvorming?

Ik denk dat dit wel wat lastiger zal zijn wanneer het een andere cultuur is, maar als ik leerlingen in mijn klas zou hebben met andere culturen zou ik mij hier zeker in gaan verdiepen.

5. Denk je dat je een speciale bijdrage kan leveren aan de realisering van interculturele taken van de basisschool? Zo ja, hoe dan?

Ik vind het erg belangrijk dat kinderen goed om kunnen gaan met verschillen tussen mensen. Er moet geen verschil zijn tussen allochtonen en autochtonen. Dit kun je in het onderwijs al in heel kleine dingen naar voren laten komen: iedereen is sowieso verschillend, veel hebben een andere lengte en dit kan veranderen. Ook een thuissituatie kan erg verschillen; bijvoorbeeld eten, feesten etc. Ook in vergelijking met andere landen. Ook zijn er genoeg liedjes hierover, bijvoorbeeld: ‘wit, zwart, rood en geel’.

6. Hoe ziet jouw visie op de huidige maatschappij er nu uit?

a. Welke uitdagingen in de samenleving zie je?

Alles veranderd continue. Ook zijn alle mensen verschillend. Ik denk dat we daardoor heel veel van elkaar kunnen leren. Maar als we van elkaar willen leren moeten we wel open staan voor elkaar. Als we dit doen kunnen we steeds verder komen.

b. Welke bedreigingen in de samenleving zie je?

Ik zie verschillende bedreigingen als politiek en media bijvoorbeeld. Er wordt om ons heen veel gepraat en er word je van alles wijsgemaakt. We moeten vooral zelf na blijven denken en niet maar alles geloven wat er wordt gezegd. Blijf je eigen mening houden, ook al wordt je aan alle kanten beïnvloedt.

7. Hoe kijk je aan tegen de integratie van allochtone groepen in de samenleving?

Ik heb hier persoonlijk geen moeite mee. Ik sta er altijd voor open maar merk dat dit om mij heen niet altijd gebeurt. En dit is ook wat je terug ziet in de samenleving. Er ontstaan allerlei problemen en ik denk dat die voornamelijk ontstaan doordat wij ons er niet voor open stellen. Natuurlijk moeten zij goed integreren, maar dan moeten wij hen die kans wel geven.

8. Hoe ervaar je andere religies dan de jou goed bekende?

Ik vind andere religies altijd erg interessant en wil hier altijd graag meer over weten. Ik vind het leuk mij hierin te verdiepen en sta er ook open voor.

9. Hoeveel vrienden / kennissen met een andere culturele -en/of buitenlandse achtergrond heb je?

Ik heb een moslimse nicht, haar vader komt uit Egypte. Vroeger weet ik dat ik het echt interessant vond, haar hoofddoek en de Ramadan etc. Tegenwoordig woont zij bij haar moeder en draagt ze geen hoofddoek meer en zie je weinig meer terug van haar geloof.

10. Welke invloed hebben gesprekken met kinderen en ouders met andere culturele achtergronden op jou gehad?

Ik heb niet op een stadsschool stage gelopen en heb dus eigenlijk nooit echt gesprekken gehad met kinderen en/of ouders met een andere cultuur.


Toepassingskaart 1: Zelfanalyse. 1 februari 2012.

1. Beschrijf welke invloeden en achtergronden jou hebben gevormd tot de persoon die je nu bent. Denk aan identiteitsbepalende factoren als je opvoeding, culturele positie, sociaal-economische positie, politieke voorkeur, etc.

Natuurlijk heeft een groot deel van mijn opvoeding mij gevormd tot de persoon die ik nu ben. Ik heb veel normen en waarden van mijn ouders meegekregen. Wat betreft cultuur.. Dingen als sinterklaas en kerst horen bijvoorbeeld wel bij onze cultuur en dit vind ik dan ook leuke feestdagen. Qua politieke voorkeur heb ik niet echt iets wat mij gevormd heeft tot de persoon die ik nu ben.

2. Met welke sociale groep (of groepen) identificeer je je momenteel het meest? (bijv. familie, leeftijdsgenoten uit de wijk waar je woont, studentenvereniging, uitgaans-scene, hockeyteam, etc.)

Familie en vriend(inn)en.

3. Welke voor jou geldende specifieke achtergronden (zie vraag 1) zouden - denk je - van invloed kunnen zijn op jouw lesgeven?

Ik denk niet zo bijzonder veel specifieke dingen. Natuurlijk geef je er je eigen draai aan door hoe je zelf in elkaar zit. Wel zijn er bepaalde normen en waarden die ik belangrijk vind die je erin terug zult vinden(zoals respect hebben voor elkaar bijvoorbeeld).

4. In hoeverre kan je jouw pedagogisch-didactisch handelen beschouwen als transcultureel?

a. Heb je een open leefhouding waarbij je andere waarden en normen niet alleen respecteert, maar ook accepteert?

Ik heb denk ik zeker een open leefhouding en accepteer en respecteer andere normen aan waarden vaak zeker wel. Ik sta zeker open voor normen en waarden die bij andere culturen horen. Kinderen moeten deze normen en waarden ook mee kunnen nemen binnen de klas, maar er zijn wel grenzen. Als je met heel veel verschillende culturen te maken hebt moet je daar wel duidelijk een grens in stellen vind ik. Maar wanneer je met zijn allen regels opstelt die binnen die normen en waarden vallen denk ik dat je al een heel eind komt.

b. Ben je in staat cultuurverschillen te overbruggen?

Ja, daar ben ik toe in staat. Ik wil dat kinderen zich veilig voelen binnen de klas en dat kan alleen als zij elkaar accepteren. Wanneer dit niet gebeurt kun je hen meer over elkaars culturen laten vertellen zodat zij dit van elkaar meer gaan begrijpen.

c. In hoeverre ben je in staat leerlingen te begeleiden bij hun culturele identiteitsvorming?

Ik denk dat dit wel wat lastiger zal zijn wanneer het een andere cultuur is, maar als ik leerlingen in mijn klas zou hebben met andere culturen zou ik mij hier zeker in gaan verdiepen. Door dit thema heb je je al in aardig wat culturen verdiept en sommige dingen zullen zeker blijven hangen. Toch zul je denk ik, als je een leerling in de klas zou krijgen met een andere cultuur, je hier wel weer opnieuw in moeten verdiepen zodat het allemaal weer opgefrist wordt.

5. Denk je dat je een speciale bijdrage kan leveren aan de realisering van interculturele taken van de basisschool? Zo ja, hoe dan?

Ik vind het erg belangrijk dat kinderen goed om kunnen gaan met verschillen tussen mensen. Er moet geen verschil zijn tussen allochtonen en autochtonen. Dit kun je in het onderwijs al in heel kleine dingen naar voren laten komen: iedereen is sowieso verschillend, veel hebben een andere lengte en dit kan veranderen. Ook een thuissituatie kan erg verschillen; bijvoorbeeld eten, feesten etc. Ook in vergelijking met andere landen. Ook zijn er genoeg liedjes hierover, bijvoorbeeld: ‘wit, zwart, rood en geel’.

6. Hoe ziet jouw visie op de huidige maatschappij er nu uit?

a. Welke uitdagingen in de samenleving zie je?

Alles veranderd continue. Ook zijn alle mensen verschillend. Ik denk dat we daardoor heel veel van elkaar kunnen leren. Maar als we van elkaar willen leren moeten we wel open staan voor elkaar. Als we dit doen kunnen we steeds verder komen.

b. Welke bedreigingen in de samenleving zie je?

Ik zie verschillende bedreigingen als politiek en media bijvoorbeeld. Er wordt om ons heen veel gepraat en er word je van alles wijsgemaakt. We moeten vooral zelf na blijven denken en niet maar alles geloven wat er wordt gezegd. Blijf je eigen mening houden, ook al wordt je aan alle kanten beïnvloedt.

7. Hoe kijk je aan tegen de integratie van allochtone groepen in de samenleving?

Ik heb hier persoonlijk geen moeite mee. Ik sta er altijd voor open maar merk dat dit om mij heen niet altijd gebeurt. En dit is ook wat je terug ziet in de samenleving. Er ontstaan allerlei problemen en ik denk dat die voornamelijk ontstaan doordat wij ons er niet voor open stellen. Natuurlijk moeten zij goed integreren, maar dan moeten wij hen die kans wel geven.

8. Hoe ervaar je andere religies dan de jou goed bekende?

Ik vind andere religies altijd erg interessant en wil hier altijd graag meer over weten. Ik vind het leuk mij hierin te verdiepen en sta er ook open voor.

9. Hoeveel vrienden / kennissen met een andere culturele -en/of buitenlandse achtergrond heb je?

Ik heb een moslimse nicht, haar vader komt uit Egypte. Vroeger weet ik dat ik het echt interessant vond, haar hoofddoek en de Ramadan etc. Tegenwoordig woont zij bij haar moeder en draagt ze geen hoofddoek meer en zie je weinig meer terug van haar geloof.

10. Welke invloed hebben gesprekken met kinderen en ouders met andere culturele achtergronden op jou gehad?

Ik heb niet op een stadsschool stage gelopen en heb dus eigenlijk nooit echt gesprekken gehad met kinderen en/of ouders met een andere cultuur.

Er is voor mij niet zo veel veranderd aan mijn zelfanalyse. Ik stond voor dit thema al open voor andere culturen en zou mijn onderwijs hierop aanpassen etc. Dit thema heeft er niet voor gezorgd dat dit voor mij anders is geworden.

Toepassingskaart 2: Aanleggen digitale themamap

Is gedaan.

Toepassingskaart 3: De wijk in


Toepassingskaart 3: De wijk in!

Bezoek aan een (binnen)stadsschool

De school die wij bezocht hebben is Basisschool 't Palet te Den Haag.
Wij hebben deze school samen met groepje van Jeske bezocht. Dit omdat Laura eerst wel op een stadsschool stage liep, maar zij hier, door problemen op haar stage, mee gestopt is. Wij konden deze toepassingskaart daar dus niet helemaal afmaken. Verder liep niemand uit ons groepje op een stadsschool stage, dus hebben wij voor deze oplossing gekozen.

De school ‘t Palet is een katholieke school in Den Haag. Er gaan kinderen naartoe met verschillende culturele en religieuze achtergronden. Wanneer je op de website van de school kijkt staat alles in het Nederlands en in het Arabisch beschreven. Dit is gedaan omdat er vele kinderen op de met een Arabische achtergrond op de school zitten, waarvan de ouders niet goed Nederlands kunnen. Hierdoor kun je zien dat de school bezig is met interculturele communicatie en onderwijs.

‘t Palet is een school die meer dan alleen onderwijs biedt. Het is een brede school. Er is na school tijd van alles te doen voor de kinderen. Zo kunnen de kinderen bijvoorbeeld gaan sporten of begeleid worden met hun huiswerk.
Op zaterdag en in de zomer kunnen de kinderen extra naar school . ‘t Palet streeft ernaar om aan zoveel mogelijk onderwijsbehoeftes van de kinderen te voldoen.

De groepen op de school variëren van 17 tot 25 leerlingen. Er zijn in totaal 32 groepen die verdeeld zijn over de drie locaties in de Schilderswijk te Den Haag. Er zijn schakelklassen aanwezig op de school. Deze klassen helpen de kinderen die net uit een vreemd land nieuw op de basisschool in Nederland komen, om zo snel mogelijk Nederlands te leren en zich te kunnen aansluiten bij hun leeftijdsgenoten.

Er worden voor de kinderen buiten de lestijden om vele activiteiten georganiseerd. Denk hierbij aan excursies, museumbezoek, schoolreisje, kinderfeestjes, kerstfeest, maar ook Hindoestaanse- en Islamitische feesten worden uitgebreid gevierd op ‘t Palet.

Het team van de school bestaat uit ongeveer 70 medewerkers. Alle medewerkers proberen te zorgen voor een veilig en leerzaam klimaat. Er zijn verschillende soorten medewerkers aanwezig op de school, waaronder ambulante leerkrachten, groepsleerkrachten, directie, intern begeleiders, remedial teachers, ict’er, vakleerkrachten , therapeuten, directiesecretaresse/administratief medewerker en algemene schoolmedewerkers. Wanneer een leerling ergens tegenaan loopt is er op ‘t Palet iemand aanwezig die deze leerling kan helpen.

De leerkrachten hebben gedurende het schooljaar zelf ook cursussen waar zij aan mee moeten doen. Zo blijven de leerkrachten telkens up to date als het aankomt op technologie, zorgroutes, passend onderwijs etc.


Vier vragen aan een medewerker

Op basisschool ’t Palet hebben wij een interview gehad met een leerkracht. We hebben de leerkracht vier vragen gesteld. Het interview hebben we opgenomen en staat hieronder uitgewerkt.

Hoe zou u de wijk in één zin omschrijven?
“In één zin? Dat is lastig. Het is een multiculturele wijk, dat is eigenlijk het belangrijkste aspect.”

Hoe is de samenwerking tussen de school en ouders?
“Dat verschilt heel erg. Er zijn ouders die enorm geïnteresseerd zijn, die dagelijks langskomen en ook regelmatig vragen hoe het met hun kind gaat. Meestal zijn dat ouders die goed Nederlands spreken. Hoewel het ook weer niet zo is dat alle ouders die goed Nederlands spreken meer interesse tonen dan de andere ouders hoor, maar meestal zijn het wel de ouders waar je makkelijker mee kan communiceren.
Er zijn helaas ook ouders waarmee het heel moeilijk is om contact te leggen. Ouders die moeilijk bereikbaar zijn of die op komen dagen tijdens afspraken. Kortom, het is erg wisselend. Overigens doen wij als school wel erg ons best de ouders overal bij te betrekken.”

Wat is de taak van de school in de wijk?
“Ik denk dat de school best een belangrijke taak heeft in de wijk. Zoals ik net al zei zijn er veel ouders die niet goed Nederlands spreken. Veel kinderen leren pas echt goed Nederlands als ze hier op school komen. Dat is natuurlijk wel belangrijk.
Verder wordt er ook veel samengewerkt met andere instellingen in de wijk. Dat maakt de school ook belangrijker.”

Waarom heeft de school deze visie gekozen?
“De visie van de school is ‘samen school zijn’. Dit slaat weer terug op wat ik net al zei, dat de school veel samenwerkt met andere instellingen in de wijk. De visie houdt eigenlijk in dat we proberen zo goed mogelijk onderwijs te verzorgen, mede door samen te werken met andere instellingen in de wijk, met de ouders en met de leerlingen zelf. De leerkrachten kunnen niet alleen voor goed onderwijs zorgen, een goede samenwerking met anderen is erg belangrijk.”


Bezoek gebedshuis
Voor het bezoek aan een gebedshuis zijn wij naar de moskee geweest. Vooraf hebben wij contact opgenomen en hadden wij een afspraak staan met meneer Al-Sebaey.
Op het moment dat wij hier aankwamen werden wij vriendelijk ontvangen. Voordat we naar binnen mochten, moesten wel onze schoenen uit. Vooraf waren wij hier al op voorbereid, doordat we ons hierin verdiept hadden. Op onze eerste vraag over hoe deze moskee is ontstaan volgde een hele geschiedenis. De gemeenschap is namelijk begonnen in een klein gebouw dat gehuurd werd, zodat ze bij elkaar konden komen. Na een aantal jaar heeft de gemeenschap een eigen moskee laten bouwen. Bijzonder hieraan is dat het gebouw tot stand is gekomen zonder subsidie van de overheid. Met behulp van donaties van de bezoekers is de moskee geworden zoals deze nu is. Deze bestaat nu sinds 2005. Maar hoe groot is deze moslimgemeente dan was onze aansluitende vraag. De gemeente bestaat uit vijf- tot zevenduizend mensen. Deze kunnen inderdaad niet allemaal in de moskee. Er kunnen 475 mensen tegelijk in. Voor de mannen en vrouwen is een aparte gebedsruimte. Die van de mannen is groter, omdat er meer mannen binnen de gemeenschap zijn dan vrouwen. Op het vloerkleed dat er ligt zijn bepaalde patronen te zien die zich telkens herhalen. Hierop bidden de mensen. Dit bidden doen ze op hun knieën. Ook geeft het patroon in het vloerkleed meteen de bidrichting aan. De moslims bidden namelijk altijd naar Mekka. Zoals christenen de Bijbel hanteren, houden de Moslims zich vast aan de Koran. Hierin staat ook wat ze wel of niet mogen eten. Zo kan voedsel haram of halal zijn. Haram is niet toegestaan en halal en wel toegestaan. Zo behoort varkensvlees tot haram voedsel, het is dus niet toegestaan. Maar meneer Al-Sebaey vertelde ons dat in tijd van nood dit haram voedsel wel gegeten mag worden. Vervolgens springt hij over op de geschiedenis van deze moskee. Een verhaal waarvan hij vind dat wij daarvan op de hoogte moeten zijn. De afgelopen jaren heeft de moskee namelijk te maken gehad met verschillende aanslagen. In de loop der jaren is dit ongeveer vijf maal gebeurd. Meestal vond het tussen drie en vier uur ’s ochtends plaats, op het moment dat de mensen nog lagen te slapen. In mei 2009 werd de aanslag gepleegd met een molotovcocktail. Hiervoor hadden ze een bierflesje gevuld met benzine, aangestoken en richting de moskee gegooid. Gevolg hiervan was dat er een aantal tafels en een groot vloerkleed beschadigd waren. Ook was er veel rookschade in de gebedsruimte. In augustus 2010 is de moskee beklad met graffiti en is er een raam vernield. In april 2011 werden er op de moskee weer racistische teksten geschreven. Wij vonden dit een vrij heftig verhaal om te horen en vroegen hoe deze meneer hiermee omging. Is hij niet bang dat het weer zal gebeuren? Nee, daar is hij niet bang voor. Het is nu alweer een tijdje rustig. Ze zeggen de mensen van de gemeenschap ook dat ze vooral gewoon moeten blijven komen en zich hierdoor niet moeten laten tegenhouden. Slechte mensen bestaan overal, niet alleen hier, maar in alle landen. Het is belangrijk dat je hen niet op dezelfde manier gaat terugpakken, maar rustig blijft. Hierbij gaf hij een duidelijk voorbeeld. Wanneer je met een vriend ruzie hebt, hij zegt iets naars tegen jou en jij zegt weer iets naars terug, dan blijft het zo doorgaan. Terwijl als jij rustig blijft zakt zijn woede vanzelf weg. Wij vonden dit een duidelijk voorbeeld en begrepen goed wat hij bedoelde. Tot slot vroegen wij ons nog af of hij zich nu bedreigd voelt na de aanslagen op de moskee. Hij voelt zich ook niet bedreigd. Tenslotte bestaat kwaad altijd, het is onvermijdelijk en bestaat al sinds het begin van de aarde.
Na afloop van het interview trekken we onze schoenen weer aan en bedanken meneer Al-Sebaey voor dit interview. Helaas mochten we geen foto’s maken binnen, dus hebben we de foto’s buiten bij de moskee genomen.




Toepassingskaart 4: Praktijkanalyse

Toepassingskaart 4 – Praktijkanalyse.

Visie van de school

Het motto van de school is: De regenboog waar elk kind telt.

Ieder kind doet er toe en verdient een ononderbroken ontwikkeling binnen een veilige en uitdagende leeromgeving.

‘Zichtbare’ elementen die er toe doen:

- Alle leerkrachten kennen ieder kind;

- Ieder kind krijgt persoonlijke aandacht van de leerkracht;

- Ieder kind wordt gehoord;

- Alle kinderen zijn op elkaar betrokken als klassengroep en schoolgroep (samenwerken, ondersteunen);

- Alle ouders weten dat de school hun kind goed kent.

‘Verdient een ononderbroken ontwikkeling’:

Alle leerkrachten verzorgen een vloeiend onderwijsleeraanbod voor alle vak- en vormingsgebieden per groep en tussen groepen, rekening houdend met de mogelijkheden van het kind

de leerkracht leidt en begeleidt de kinderen en biedt extra hulp waar nodig, zodat elk kind zich (minimaal) de basisvaardigheden (zoals vastgelegd in de kerndoelen P.O.) eigen maakt.

Het kind leert zich in te zetten voor zijn eigen ontwikkeling (zelfverantwoordelijkheid, werkhouding,motivatie, zelfredzaamheid)

Veilige leeromgeving:

- Alle betrokkenen dragen bij aan een sociaal en fysiek veilige leeromgeving;

- Ouders en school onderschrijven hun aandeel als partner in een veilige opvoeding (welbevinden,verzorging, aandacht, ondersteuning).

Uitdagende leeromgeving:

- Ieder kind krijgt gelegenheid zijn interesse(s) te tonen;

- Alle kinderen hebben een stem in de inrichting van het onderwijs en hun omgeving;

- Alle kinderen kunnen actief leren.

Hoe ziet de school haar taak/rol in de wijk

Vanuit respect voor de grote verscheidenheid van culturen en religies binnen onze school zullen gezamenlijke katholieke vieringen in principe niet plaats vinden in een religieus gebouw.

Sociaal-maatschappelijke omgeving

De school staat in een multiculturele wijk. Om de school heen staan heel veel flats. De meeste mensen die er wonen zijn alleenstaande ouders, werkeloos, kunnen nog niet goed Nederlands of moeten een inburgeringcursus nog doorlopen.

Beeld opbouw van de schoolbevolking

De school is een multiculturele school in één kleutergroep zie je bijvoorbeeld: Marokkaans, Nederlands, Indiaans, Bulgaar, Koerdisch etc. De thuistaal van deze kinderen is meestal de taal waar de ouders vandaan komen. De meeste kinderen die in de kleutergroepen voor het eerst komen kunnen dan ook geen Nederlands praten en hebben al veel achterstand hierdoor.

De gezinssamenstelling is bij de meeste kinderen gewoon bij de ouders thuis met broer(tjes) of zus(jes).

De sociaaleconomische positie is van de meeste ouders/verzorgers niet hoog. Als je met sommige ouders praat is het gebrekkig Nederlands of zelfs Engels. Vaak zie je dat de kinderen van deze ouders/verzorgers nog beter de Nederlandse taal spreken, nadat ze een tijdje op school zitten.

Manier van samenwerken tussen school en de wijk

Aan de school vast zit een peuterspeelzaal en een bso. Deze heet ‘het lepelaarsnest’. De kinderen kunnen met de begeleider zo via de school naar de bso lopen. De peuterspeelzaal is voor kinderen van 2 tot 4 jaar en ze kunnen er gemiddeld 1 dagdeel heen.

De bso is een opvang voor kinderen van 4 tot 13 jaar. De kinderen kunnen daar terecht voor school vanaf 7.30. De begeleider van de bso brengt de kinderen dan naar de klas toe. De kinderen kunnen ook na schooltijd tot 18.00 bij de bso blijven. De kleuters worden dan bij de kleuteringang opgehaald door een begeleider van de bso. Ook tijdens schoolvakanties kunnen de kinderen terecht bij de bso.

In de school biedt de KERN kinderopvang een programma voor , voor en vroegschoolse educatie. Dit is een programma is speciaal voor jonge kinderen ontwikkeld. Het is een combinatie van spelen en leren aan de hand van thema’s om de ontwikkeling te stimuleren. Dit programma wordt voorgezet in de kleutergroepen op de school.

De regenboog is ook aangesloten bij de brede school. Het is een samenwerkingsverband van basisscholen, kinderopvang, zorg, welzijn, sport, cultuur en de gemeente Zoetermeer. Het programma is gericht op het vergroten van de sociale samenhang in de wijk en de ontwikkelingskansen van de kinderen. Er worden activiteiten na schooltijd aangeboden in overleg met ouders en betrokken. Iedere woensdagmorgen is er spelinloop bij de kleutergroepen. Als de ouders zijn of haar dochter/zoon naar de klas brengt kunnen zij in de klas blijven en educatieve spellen samen met hun kind doen.

De school heeft een ouderraad. Ouders die kinderen op de regenboog hebben zitten kunnen zich hiervoor inschrijven. Deze ouderraad heeft als taak:

- Een bijdrage leveren aan de positieve ontwikkeling van de school.

- De belangstelling voor en betrokkenheid van ouders bij de school in al haar facetten vervorderen.

- Te bevorderen dat ouders ondersteunende werkzaamheden voor de school kunnen verrichten.

- Samen met het schoolteam feestactiviteiten te organiseren, zoals bijvoorbeeld het sinterklaasfeest, kerstfeest, sportdag voor de leerlingen.

- Te functioneren als vertegenwoordiging van ouders van de school.

- De belangen van de ouders te behartigen bij de medezeggenschapsraad, bij de schoolleiding en, zo nodig, bij de Unicoz onderwijsgroep.

- Het vaststellen van de hoogte van de vrijwillige ouderbijdrage en het innen daarvan.

De school heeft een medezeggenschapsraad deze bestaat de helft uit personeelsleden en de andere helft uit ouders/verzorgers. Het doel van de MR is om de belangen van de ouders/verzorgers en de personeelsleden bij het bestuur van de Unicoz onderwijsgroep (de werkgever) te verdedigen en het bestuur te controleren.

De school heeft een maatschappelijk werkster. Iedere tweede dinsdag van de maand houdt zij een inloopspreekuur voor ouders/verzorgers die daar interesse in hebben.

Manier van samenwerken tussen school en ouders

De ouders kunnen altijd terecht met vragen over hun kinderen bij de groepsleerkracht, daarmee kunnen ze een afspraak maken. Bij de directeur en intern begeleider kunnen ouders ook afspraken maken als zij dit willen.

Bij echtscheidingen stelt de school is neutraal op en zullen allebei de ouders op ouderavonden uitgenodigd worden en wordt altijd aan beide ouders informatie over de voortgang van hun kind gegeven en besproken.

De school organiseert een kijkavond na de eerste weken van het schooljaar dat de leerlingen samen met de leerkracht kunnen laten zien hoe zij in de klas werken en de leerkracht kan vertellen aan de ouders hoe alles in zijn werk gaat. Er vinden ook kijkochtenden plaats bij de kleutergroepen, zodat ouders kunnen zien hoe hun kind werkt/speelt en ouders kunnen tijdens deze ochtend samen met hun kind spelletjes doen etc.

De school heeft een ouderkamer. De ouderkamer is iedere woensdagmorgen geopend van 9.00 tot 11.30. Ouders kunnen elkaar daar ontmoeten en met elkaar praten over de kinderen, de school, opvoeding en over activiteiten in de wijk of omgeving. Er zijn ook regelmatig themaochtenden, waarbij de school iemand uitnodigt om iets te komen vertellen.

Wereldoriëntatiemethode

De regenboog gebruikt de wereldoriëntatiemethode ‘de grote reis’. Dit is een methode voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkunde.

De mate van interculturaliteit in deze methode:

In 2001 werd de methode ‘de grote reis’ gepresenteerd als een interculturele methode voor wereldoriëntatie. Het is een methode waarin alle leerlingen van alle klassen zich kunnen herkennen. Bij geschiedenislessen worden dingen vanaf een andere kant bekeken in de hoofdstukken voor de bovenbouw, zo zie je bijvoorbeeld in de middeleeuwen hoe ver de mensen in Perzië al zijn wat betreft de wetenschap. Ook wordt er aandacht besteed aan de woordenschat, begrippen worden uitgelegd zodat leerlingen ook taal leren bij wereldoriëntatie. Ook zie je bijvoorbeeld terug in verhaaltjes voor de onderbouw dat er namen worden gebruikt uit andere culturen. (Kikker Kurba)

Toepassingskaart 5: Artikelen en stellingen

Toepassingskaart 5 – Artikelen en stellingen.

‘Hoofddoek mag weer bij vrouwenvoetbal’

Waar gaat dit artikel over?

Sinds 2007 was het verboden een hoofddoek te dragen tijdens het voetballen. De reden hiervoor was dat het onveilig zou zijn omdat meisjes zouden kunnen blijven haken of tegenstanders kunnen aan de stof trekken. FIFA wil het nu toestaan maar vindt wel dat veiligheid het hoofdcriterium moet blijven. De hijab is geen religieuze uiting maar behoort tot een cultuur. En niemand mag volgens culturele gebruiken worden gediscrimineerd, aldus de commissie.

Waarom heb je dit artikel gekozen en wat sprak jou aan?

Ik vond het een opvallend onderwerp. Hoofddoeken zijn vaker punt van discussie geweest maar dat dit zelfs bij voetbal zo was verbaasde mij een beetje. Toen ik de titel las was ik benieuwd wat de reden was voor het verbod.

Hoe heeft dit artikel jouw mening over het onderwerp bijgesteld of zelfs veranderd?

Ik vind het goed dat het verbod wordt opgeheven. Het moet gewoon kunnen dat meisjes een hoofddoek dragen, dit hoort nou eenmaal bij hun cultuur. Natuurlijk is veiligheid heel belangrijk maar ik weet zeker dat er een hoofddoek ontwikkeld kan worden die veilig is tijdens voetbal, maar die toch voldoet aan de normen van de cultuur.

Stelling: Vrouwen mogen voetballen met een hoofddoek wanneer deze ‘sportproof’ is.

‘Spreidingsbeleid basisscholen vooralsnog geen succes’

Waar gaat dit artikel over?

De gemeente Nijmegen wilde segregatie tegengaan, zij wilde dus voorkomen dat kinderen van blanke, hoogopgeleide ouders allemaal naar dezelfde populaire school gaan en zwarte scholen in achterstandswijken hierdoor dus steeds verder in de problemen komen. Ouders mochten nu drie voorkeursscholen doorgeven waarna de kinderen op basis van selectie op één van die scholen werden geplaatst. Evaluatie heeft aangetoond dat er weinig draagvlak is voor dit idee.

Waarom heb je dit artikel gekozen en wat sprak jou aan?

Omdat het gaat over basisscholen sprak dit mij aan. Na het lezen van de titel was ik benieuwd naar wat ze precies bedoelde met spreidingsbeleid en waarom dit geen succes was.

Hoe heeft dit artikel jouw mening over het onderwerp bijgesteld of zelfs veranderd?

Aan de ene kant is het goed dat ze die spreiding willen maar met de manier waarop ze dat doen ben ik het minder eens. Je kunt ouders niet verplichten om hun kind naar één bepaalde school te doen, dit blijft een vrije keus van de ouders. Je zou het kunnen proberen op een andere manier, bijvoorbeeld door zo’n ‘zwarte school’ aantrekkelijker te maken en dit ook aan ouders te laten zien, dit kan door uitwisselingen tussen een ‘blanke’ en ‘zwarte’ school en door opendagen/promotiedagen.

Stelling: Spreidingsbeleid succesvol maken door het aantrekkelijk maken van zogenoemde ‘zwarte scholen’.

‘Zwarte Piet verbannen bij Sinterklaasfeest in Canada’

Waar gaat dit artikel over?

Zwarte Canadezen hadden geklaagd over Zwarte Pieten, volgens hen is dit een racistisch stereotype en daarom beledigend. Daarom zal het in 2011 voor het eerst sinds 1985 zo zijn dat alleen Sinterklaas aankomt in de haven, zonder Zwarte Pieten. Langelaar(2011).

Waarom heb je dit artikel gekozen en wat sprak jou aan?

Ik vond het een bizarre titel en was erg nieuwsgierig naar de reden.

Hoe heeft dit artikel jouw mening over het onderwerp bijgesteld of zelfs veranderd?

Ik als Nederlander vind dat Zwarte Piet natuurlijk gewoon bij het Sinterklaasfeest hoort. Ik vind het ook wel een beetje vreemd dat ze het als iets racistisch of beledigends zien. Het Sinterklaasfeest is voor mij geen Sinterklaasfeest zonder Zwarte Pieten.

Stelling: Zonder Zwarte Pieten geen Sinterklaasfeest.

‘Voorkom segregatie, zet jonge kinderen bij elkaar’

Waar gaat dit artikel over?

Dit artikel gaat over het voorkomen van segregatie tijdens de voorschoolse periode van een kind. Onderzoekers van de Universiteit Utrecht vinden dat het beter is om jonge kinderen gelijk in een gemengde groep te plaatsen. Hierdoor zouden allochtone kinderen leren van kinderen van hoogopgeleide ouders, en kinderen van hoogopgeleide ouders zouden weer moeten leren van goed opgeleide leidsters.

Waarom heb je dit artikel gekozen en wat sprak jou aan?

Ik was na het lezen van de titel erg benieuwd naar de reden dat je segregatie zou kunnen voorkomen door het bij elkaar zetten van jonge kinderen.

Hoe heeft dit artikel jouw mening over het onderwerp bijgesteld of zelfs veranderd?

Ik ben het wel met het artikel eens en denk inderdaad dat het goed is om in de voorschoolse periode van een kind, kinderen al in een gemengde groep te plaatsen. Doordat allochtone kinderen snel naar een voorschool gaan en blanke kinderen naar de kinderopvang krijg je hier al de splitsing ‘zwart’ – ‘wit’. Dit zal hierna alleen nog maar erger worden. Terwijl je, wanneer je jonge kinderen al bij elkaar zet, kinderen juist van elkaar kunt laten leren en men hierdoor ook veel voordelen zal gaan zien.

Stelling: Voorkom segregatie, zet jonge kinderen bij elkaar!

‘Schoolbesturen doen te weinig aan segregatie’

Waar gaat dit artikel over?

Het grootste deel van de schoolbesturen wil segregatie bestrijden maar slechts een heel klein deel doet hier ook echt iets aan.

Waarom heb je dit artikel gekozen en wat sprak jou aan?

Ik was erg benieuwd waarom schoolbesturen zo weinig aan segregatie doen. Ik ging er vanuit dat de meeste scholen hier veel aan wilde doen en vond de titel dus opvallend. Uiteindelijk bleek wel dat ze dit wel wíllen maar er weinig aan doén.

Hoe heeft dit artikel jouw mening over het onderwerp bijgesteld of zelfs veranderd?

Ik vind het vreemd dat schoolbesturen het allemaal willen bestrijden maar dat er maar door zo weinig besturen ook daadwerkelijk iets mee gedaan wordt.

Stelling: Schoolbesturen moeten meer actie ondernemen in de strijd tegen segregatie.

Literatuurlijst:

Eikelenboom, K. (18 oktober 2011). Voorkom segregatie, zet jonge kinderen bij elkaar. Trouw. Geraadpleegd op 1 december 2011, op http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/2974122/2011/10/18/Voorkom-segregatie-zet-jonge-kinderen-bij-elkaar.dhtml

Hoofddoek mag weer bij vrouwenvoetbal. (29 oktober 2011). Geraadpleegd op 1 december 2011, op http://www.ad.nl/ad/nl/1001/AD-Sportwereld/article/detail/3001561/2011/10/29/Hoofddoek-mag-weer-bij-vrouwenvoetbal.dhtml

Langelaar, J. (26 november 2011). Zwarte Piet verbannen bij Sinterklaasfeest in Canada. Elsevier. Geraadpleegd op 1 december 2011, op http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/Cultuur-Televisie/323428/Zwarte-Piet-verbannen-bij-Sinterklaasfeest-in-Canada.htm

Redactie. (13 oktober 2011). Schoolbesturen doen te weinig aan segregatie. Volkskrant. Geraadpleegd op 1 december 2011, op

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/2966102/2011/10/13/Schoolbesturen-doen-te-weinig-tegen-segregatie.dhtml

Redactie. (1 november 2011). Spreidingsbeleid basisscholen vooralsnog geen succes. Volkskrant. Geraadpleegd op 1 december 2011, op http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5288/Onderwijs/article/detail/3008363/2011/11/01/Spreidingsbeleid-basisscholen-vooralsnog-geen-succes.dhtml

Toepassingskaart 6: Interculturele communicatie

Toepassingskaart 6: Interculturele communicatie

- Op welke momenten kan er een oudergesprek plaatsvinden?
De 10-minuten gespreken vinden drie keer in het jaar plaats, na elke rapport, met uitzondering van de laatste. Het komt ook voor dat ouders tussendoor nog een gesprek willen. In dit geval kunnen zij even binnenlopen om een afspraak te maken voor na schooltijd. Behalve deze gemaakte afspraken, kunnen ouders ook op het schoolplein komen met eventuele korte vragen. Eigenlijk heb je dus dagelijks te maken met oudergesprekken.

- Let u tijdens een gesprek met ouders op uw houding, de zitplaats etc.?
Tijdens een gesprek met de ouders ben ik mezelf zeker bewust van mijn houding. Zo heb ik geleerd dat wanneer ik met mijn armen over elkaar ga zitten, wat ik onbewust veel doe, een gesloten houding weergeef. Deze houding probeer ik tijdens gesprekken dus zo veel mogelijk te voorkomen. De gesprekken vinden vrijwel altijd plaats aan de tafels van de leerlingen. De ouders aan de ene kant, ik aan de andere kant. Zo kun je elkaar goed aankijken. Ik kies er bewust voor om niet achter mijn bureau te zitten, omdat ik vind dat dit meteen al een afstand schept tussen jou en de ouders. Dit wil ik graag voorkomen door aan de tafels van de leerlingen te gaan zitten. Verder houd ik zeker rekening met de mening van de ouders. Ik vind het belangrijk om te weten hoe zij over datgene dat besproken wordt denken, zo kan ik daar rekening mee houden.

- Hoe bereidt u zich voor op een gesprek met allochtone ouders?
Tijdens één van de eerste gesprekken vraag ik altijd eerst aan een collega waarbij het kind het jaar ervoor in de klas heeft gezeten, hoe de ouders zijn. Soms zijn het ouders die heel goed geïntegreerd zijn, de Nederlandse taal goed spreken en zich hebben aangepast aan deze cultuur. Maar er zitten ook ouders tussen die de Nederlandse taal bijna niet beheersen en die sterk vasthouden aan hun eigen cultuur. In dit laatste geval vraag ik meestal of er nog een collega bij het gesprek komt zitten. Tijdens zo’n gesprek vraag ik ook aan de ouders hoe hun cultuur eruit ziet, wat hun waarden en normen zijn. Wanneer ik dit weet kan ik daar rekening mee houden en de ouders ook beter begrijpen. Op het moment dat het Nederlands van de ouders echt te zwak is, probeer ik over te gaan op het Engels, om elkaar zo toch te kunnen verstaan.

- Toont u begrip voor de eventuele culturele verschillen tussen u en de ouders?
Ik toon zeker begrip voor de culturele verschillen. Zoals ik net ook al zei, vraag ik de ouders ook altijd naar hun waarden en normen. Ik probeer hen wel zo veel mogelijk te vertellen over hoe het onderwijs in Nederland gaat, zodat ze hier bekender mee worden. Ook laat ik hen weten dat wanneer ze er bijvoorbeeld voor kiezen om de verjaardag van hun kind niet te vieren in de klas, dat ik dit respecteer.

Toepassingskaart 7: De wereld door de ogen van...

Toepassingskaart 7: De wereld door de ogen van de Antilliaanse groep

Bekijk vanuit de ogen van een kind jouw toebedeelde bevolkingsgroep. Stel je voor dat dit kind in jou klas zit. Maak een verslag waarin je een beeld geeft van jouw leerling. Maak bij de keuze van jouw kind een betekenisvolle koppeling met jouw specialisatie jonge kind.

In je uitwerking kunnen de volgende vragen richting geven:

Wat komt hij tegen in onze basisschool, thuis, de wijk, enz.?

Ivaron komt in de basisschool tegen dat je niet altijd je zin kunt krijgen en je soms iets moet doen wat je niet leuk vindt om te doen. Ivaron heeft thuis alleen een moeder en een klein zusje en een grotere zus. Met zijn vader heeft hij bijna geen contact en dit vindt hij moeilijk.

Hoe gaat hij om met verschillen in opvoeding?

Bij hem thuis ziet hij verschil in opvoeding dat in hun cultuur normaal is. De jongens worden veel meer verwend en hebben minder verantwoordelijkheidsgevoel, terwijl de meisjes echt een diploma moeten halen en zichzelf maar financieel moeten redden als ze ouder zijn. In de klas zie je dit echt terug, want als hij bijv. niet in de bouwhoek mag dan wordt hij heel boos en zo is hij de rest van de dag verder. Als een volwassene iets aan hem vraagt dan doet hij het wel gelijk, terwijl sommige leeftijdsgenootjes echt een volwassene kunnen tegenspreken. Hij heeft thuis geleerd dat hij respect voor een volwassene moet hebben en dat doet hij ook.

Welke kansen heeft hij?

Ivaron gaat het straks wel moeilijk kregen na de basisschool, omdat hij achterloopt met taal en rekenen. Op de middelbare school wordt het moeilijker voor hem om de stof door zijn achterstand bij te houden waarschijnlijk.

Welke vormen van beeldvorming (bijv. vooroordelen m.b.t. bevolkingsgroep) kan hij tegenkomen?

Er zijn verschillende vooroordelen over zijn bevolkingsgroep:

· Dat jongens helemaal niks doen.

· Ze hebben allemaal slechte schoolpresentaties en gaat sneller zonder diploma van school af.

· Antilliaanse mensen gebruiken vaak drugs en er is veel geweld in hun cultuur.

Hoe kijkt Ivaron aan tegen zijn cultuur en/of levensbeschouwing op de ontwikkeling van jouw leerling?

Ivaron is erg verwend en dit zal ook altijd in zijn gedrag te zien zijn en is moeilijk af te leren, omdat het bij zijn cultuur hoort en thuis verwennen ze hem ook altijd. Hij zal het moeilijk kregen elke keer als hij iets niet mag of moet doen wat hij niet wilt. Hij gaat inzien dat school en thuis heel anders zijn en dat er andere regels gelden waar hij zich aan moet houden.

Hoe beleeft het kind zijn omgeving?

Ivaron vindt het heel moeilijk zonder vader, omdat hij vaak een tekening maakt met mama en papa waarmee hij iets leuks dan doet. Hij zegt altijd dat hij zou willen dat hij met papa naar de dierentuin samen met zijn moeder, zus en zusjes gaat. Andere kinderen worden ook wel eens door papa opgehaald en je ziet aan Ivaron dat hij dat ook wel graag zou willen.

Zoek vervolgens uit wat dit betekent voor jou als leerkracht! In je uitwerking kunnen de volgende vragen richting geven:

Welke mogelijkheden heb je en moet je zoeken om dit kind in zijn/haar ontwikkeling op verschillende gebieden te ondersteunen, zodat het zich adequaat kan ontwikkelen?

· De ouders moeten informatie krijgen over hoe ze de ontwikkeling van hun kind(eren) kunnen stimuleren, zoals boekjes voorlezen om de taalontwikkeling te stimuleren van hun kind(eren).

· De kinderen moeten op tijd extra hulp krijgen als in de kleutergroepen of zelfs daarvoor om de taal en rekenachterstand te verkleinen, zodat ze met het niveau van de groep met kunnen doen.

· Voor de kinderen moet het duidelijk zijn welke regels er gelden op school.

Hoe ga je om met discriminatie?

Je bespreekt in de klas dat iedereen gelijk is ongeacht hoe hij of zij eruit ziet. Als het voor is gekomen kan je een methode kiezen om de sociale emotionele ontwikkeling te stimuleren, zodat de klas hier meer over leert en te weten komt dat het niet hoort.

Welke rol spelen de ouders?

De ouders spelen een grote rol in de ontwikkeling van hun kinderen. Deze kunnen ze al vroeg stimuleren doormiddel van ontwikkelingsstimuleringsprogramma’s. In deze programma’s kunnen ze op verschillende leeftijden met hun kind en medewerker die de taal van de ouders spreken aan de ontwikkeling van de het kind kunnen werken.

Wat heb je nodig om je werk goed te kunnen doen? Wat kan de school voor jou betekenen? Wat kan de overheid voor jou betekenen?

· Een remedial teaching leerkracht is nodig. Die met deze kinderen kunnen oefenen om hun taal en rekenpresentatie op te hogen, zodat ze beter met de groep mee kunnen komen en betere prestaties gaan halen op deze gebieden.

· De school moet duidelijke regels opstellen welke regels zijn van toepassing op de hele school en de groepsleerkrachten moeten regels opstellen welke gelden in de klas en waar leerlingen zich aan moeten houden.

· Ouders moeten geïnformeerd worden hoe ze de ontwikkeling van hun kinderen kunnen stimuleren. Wat voor spelletjes etc. kunnen ze samen met hun kind(eren) doen.

Toepassingskaart 8: Nederlands als tweede taal

Toepassingskaart 8 – Nederlands als tweede taal: woordenschatdidactiek.

Prentenboek dat centraal staat in de lessenserie: Kikker in de kou.

Motiveer de keuze voor dit prentenboek: ik heb dit prentenboek gekozen omdat ik vind dat er veel woorden in staan waarmee de woordenschat van de leerlingen erg uitgebreid wordt. Ook heeft het veel te maken met de tijd van het jaar, het sluit mooi aan bij het thema winter.

Ik heb ervoor gekozen om de volgende woorden aan bod te laten komen tijdens de lessen :

Schaatsen

De schaats

Geschrokken

Bevroren

Glijden

Het ijs

De vacht

Beweging

De kachel

De sneeuwvlokken

Languit

Zielig

De soep

Tevreden

De trui

Omdoen(sjaal)

Aandoen(wanten)

De kou

De sneeuwbal

(de) Kachel

De drie lessen waarbij het prentenboek centraal staat:

Ø Eerst het prentenboek introduceren. Waar zal het over gaan? Dan de leerlingen zelf het verhaal laten vertellen door de plaatjes van het boek te laten zien.

Bij deze twee opvattingen over het aanbieden van prentenboeken in relatie tot taalachterstanden, kunnen enkele aantekeningen worden gemaakt. Als een leerkracht een prentenboek wil gebruiken om de taalontwikkeling van kinderen te bevorderen (en dat is in de meeste gevallen zo) zal zij er voor kiezen om het niet één keer, maar meerdere keren aan te bieden. De eerste keer zal ze het introduceren met behulp van voorwerpen of met behulp van een gesprekje en -bij taalzwakke kinderen- het verhaal in haar eigen woorden vertellen. De volgende keren zal ze steeds meer overgaan op het letterlijk voorlezen van de tekst.

Dat heeft bijvoorbeeld te maken met de ervaring van leerkrachten dat de taal in prentenboeken soms erg moeilijk is. Dat is vooral het geval met vertaalde prentenboeken, zoals die van Lucy Cousins, maar soms ook met Nederlandstalige prentenboeken, zoals die van Max Velthuijs of van Hans de Beer. Mogelijk is het hier dus niet òf òf (òf een eigen variant, òf de taal uit het prentenboek), maar èn èn.

Ø De keer daarna het prentenboek voorlezen. Hierbij ook te ‘moeilijke’ woorden gebruiken, zodat ze deze juist horen.

Hoe bied je een prentenboek aan aan kinderen met een taalachterstand? Uit onderzoek is gebleken dat de woordenschat van kinderen vooral wordt vergroot door het daadwerkelijk aanbieden van de taal uit het boek en niet door die taal te vereenvoudigen of door gebruik te maken van allerlei voorwerpen of andere introductiematerialen om jonge kinderen te interesseren voor een boek (Bus en De Jong, 2007).

Het is zinvol bij de prentenboeken verwerkingsmaterialen te maken of te zoeken (kleurplaten, memory etc.)

http://www.slo.nl/primair/leergebieden/ned/taalsite/lexicon/00401/

Ø Bij het boek kun je woordkaartjes maken met onderstaande woorden. Deze kun je op een kaartje plakken met een afbeelding erbij.

Schaatsen

De schaats

Geschrokken

Bevroren

Glijden

Het ijs

De vacht

Beweging

De kachel

De sneeuwvlokken

Languit

Zielig

De soep

Tevreden

De trui

Omdoen(sjaal)

Aandoen(wanten)

De kou

De sneeuwbal

(de) Kachel

Ø Met deze plaatjes die je dan voor elk woord gebruikt kun je ook een memorie maken.

Een voorbeeld van deze plaatjes vind je hierachter.

Ø Een andere les die bij dit prentenboek kan worden gedaan is aan de hand van DGM vragen(Denkstimulerende Gespreksmethodiek). Uitleg hierover is hierachter te vinden, evenals de DGM vragen bij dit prentenboek.

Deze les is gedaan met de leerlingen van groep 2, verslag van de observatie heb ik op papier. Zal ik dit in uw postvak doen of is dit niet nodig?

dit is een voorbeeld van een plaatje om te gebruiken voor memory of als woordenschat kaartje.

Uitleg DGM vragen

Hier zie je de DGM vragen bij dit thema.


Toepassingskaart 9: Rekenen

Toepassingskaart 9 – Rekenen vanuit een ander perspectief.

A) Op de voorkant is een donker meisje te zien. Dit is overigens de enige foto die ik kan vinden maar er is dus wel een gekleurd iemand te zien.

Verder is er weinig over te zeggen. Één omdat het een kleutermethode is waarbij het veel klassikale lessen zijn(en ik dus naar de handleiding heb gekeken), maar twee omdat het niet een methode is speciaal voor stadsscholen.

Er zijn 9 lessen die gaan over tijd. De eerste gaat over flesjes, potjes en zakjes tijd. Hierbij gaat het niet over dagindeling of seizoensbeleving o.i.d. Daarna is er een les over de schaduwklok. Hierbij geldt hetzelfde. De derde les gaat over een ritme, dit gaat dus wel over de dagindeling: wat doen we zoal op een dag en hoe helpt de klok ons hierbij? De vierde les gaat over groeitijd. Vragen bij deze les gaan over bloemen in Nederland. Hoe kan het dat deze in NL groeien, hoe ontstaan ze etc. Kenmerk hierbij is natuurlijk wel Nederland al bloemenland zeg maar. Les vijf gaat over oei ik groei. Hier gaat het wel over verschillen tussen kinderen en hierbij kun je dus andere verschillen als huidskleur laten benoemen/aan bod laten komen. Les zes gaat over kleiner, groter, jonger, ouder etc. hier kun je niet zoveel mee(wat betreft multicultureel aanpassen). Ook les zeven en acht kun je hier niet op aanpassen. Les negen gaat over seizoenen, dus de seizoenen die wij hier hebben. Hierbij zou je rekening moeten houden met het feit dat dit voor sommige kinderen misschien niet zo logisch is als jij denkt.

Kerstfeest is het enige feest dat in de methode voorkomt. Deze les kun je bijvoorbeeld niet geven of je kunt hem aanpassen. Dit ligt er helemaal aan welke geloven etc er in je klas voorkomen.

B) …?... Dit is een beetje overbodig aangezien het geen stadsschool is. Wel passen we de lessen natuurlijk aan naar het taalbegrip van de kinderen op deze school. Omdat het klassikale lessen zijn pas je bijvoorbeeld je vraagstelling iets aan. Of je maakt het zoveel mogelijk visueel, dit is voor deze klas erg belangrijk! Een vraag als: hoe begin je een heel chique brief? Zou je dan stellen als: hoe begin je een hele mooie, nette brief? Maar dit is maar net wat je er zelf van wilt maken.

C) Ik heb geen specifieke rekenlessen gegeven bij de kleuters. Hierbij kan ik dus niks analyseren. Bovendien pak ik mijn lessen niet multicultureel aan, want ik loop geen stage op een stadsschool.

D) Ik heb een aantal rekenzwakke kinderen in de klas. Deels komt dit door hun leeftijd(één van hen moet bijvoorbeeld zelfs nog 4 wórden!

Één van hen kan bijvoorbeeld nog maar tot 3 tellen, hierna doet hij het door elkaar. Hij kent ook nog geen rangtelwoorden en vindt zwaar, licht, even zwaar erg moeilijk. Waarschijnlijk komt dit door zijn wat lage IQ.

Een ander is dus gewoon nog erg jong, de vraag is hierbij of ze echt rekenzwak is of dat dit met haar leeftijd te maken heeft.

Weer een ander kan ook nog maar tot 3 tellen en doet dit verder willekeurig. Zij raakt het bijvoorbeeld weer wel synchroon aan. Ook bij haar is het nog de vraag waar het in zit.

Tot slot nog een meisje die ook maar tot 4 komt met tellen. Hierbij is ook nog de vraag waar het in zit. Begrippen als veel/weinig, groot/klein, lang/kort kent zij wel.

vrijdag 27 januari 2012

Gastcollege

25 januari 2012
Vandaag kwam de heer Marcouch bij ons om een lezing te geven. Ik vond het heel interessant hoe hij vertelde over zijn eigen jeugd en wat zijn basisschoolleerkracht voor hem heeft betekent toen hij als Marokkaans jongetje naar Nederland kwam. Het bevestigde voor mij maar weer eens wat de invloed is van een leerkacht op een kind. Je hebt als leerkracht een grote verantwoordelijkheid in de jeugd van het kind en ik denk dat jij je dat goed moet beseffen als je aan dit beroep begint. En dat heeft de heer Marcouch voor mij nogmaals bevestigd.

Kleur 5: Presentaties

25 januari 2012

Vandaag hadden we de presentaties van het thema kleur. Deze gingen over de hoofdstukken uit het boek: van alles wat meenemen.
Ik heb veel van deze presentaties geleerd. Er werd gelijk een soort goede samenvatting van elk hoofdstuk gegeven(die we ook nog opgestuurd krijgen) en het was nuttige informatie.

Astrid was afwezig tijdens deze les waardoor wij elkaar moesten beoordelen. Ik vond dat dit goed ging, alleen de tijdsplanning is iets om goed in de gaten te houden.